Jongemannen uit Muiden/Muiderberg in het leger van Napoleon
Op 5 mei 2021 vierden we in Nederland de bevrijding van de Duitse bezetting in 1945. In Frankrijk herdacht men een heel bijzonder persoon: het was 200 jaar geleden dat Napoleon Bonaparte stierf. Was het wel kies zijn overlijden te herdenken, omdat hij zoveel leed had aangericht in Europa?
Dienen in het leger van Napoleon
In gesprekken in kleine kring hoor je soms zeggen dat een voorouder ook in het leger van Napoleon gediend heeft en al of niet is teruggekeerd. Sinds kort is het mogelijk na te gaan of en waar de voorouder gediend heeft. De database van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) is daarbij een grote hulp. Voor nadere details verwijst het Instituut echter naar de ‘Service Historique de la Défense’ in Vincennes/Parijs, waar slechts een deel van de stamboeken is gescand. Het gaat dan om de boeken waarin de militairen die deel uitmaakten van de Keizerlijke Garde (subserie 20YC) en de Linieregimenten (subserie 21YC) geregistreerd staan. De overige subseries moeten nog gedigitaliseerd worden.
Veertig jongemannen uit Muiden en Muiderberg hebben in het leger van Napoleon gediend. Ze worden hierna behandeld uitgaande van het regiment, waarbij ze waren ingelijfd.
Keizerlijke Garde: de eliteregimenten onder het directe bevel van Napoleon
3e Regiment Grenadiers te Voet van de Garde
Jacob Knoppert had al een hele carrière in het Hollandse leger achter de rug toen hij op 1 oktober 1810 toetrad tot bovengenoemd regiment grenadiers. In dienst getreden in 1798 maakte hij de campagne in 1799 in Noord-Holland mee, waarbij hij gewond raakte door een schot in zijn linker schouder. In 1800 en 1801 deed hij mee aan de campagne in Oostenrijk, in 1806 was hij in Pruisen, in 1809 in Brabant en in 1812 tenslotte in Rusland. Vlak na de slag bij Smolensk werd hij op 30 augustus 1812 krijgsgevangen gemaakt. Meer weten we niet over hem.
Regiment Pupillen van de Garde
Dit regiment bracht jongemannen samen die nog te jong waren om in actieve dienst te treden. Drie jongemannen uit Muiden vertrokken naar het garnizoen te Versailles: Hendrik Magaij, Jan Verpompen en Jacob Heshof.
Hendrik was in 1810 in Muiden als vrijwilliger in dienst getreden van het (Hollandse) Legioen Velites: een legereenheid waarin weesjongens en jongens die onder de armenzorg vielen, opgenomen werden. In het najaar werd hij overgeplaatst naar de Pupillen en op 8 maart 1813 weer naar het 11e Regiment Tirailleurs van de Garde. Op 16 juni van dat jaar werd hij tamboer. Op 19 oktober 1813, op de laatste dag van de Slag bij Leipzig of de Volkerenslag waarbij ca. 100.000 doden vielen, werd hij vermist verklaard.
Ook Jan was in 1809 in zijn woonplaats Amsterdam als vrijwilliger in dienst getreden van het Hollandse Legioen Velites. Na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij Frankrijk in 1810 werd Jan opgenomen bij de Pupillen, vanwaar hij op 9 november 1813 werd overgeplaatst naar het 12e Regiment Voltigeurs van de Garde. Op 21 december van dat jaar bleef hij ergens in Saksen achter. Hollandse bronnen geven het vervolg weer: de Pruisen blijken hem krijgsgevangen te hebben gemaakt op 6 januari 1814. Na vrijlating is hij weer in Hollandse dienst getreden op 24 mei 1814.
Eveneens via Hollandse bronnen komen we erachter hoe het Jacob Heshof is vergaan. Via het Legioen Velites is ook hij naar het Regiment van de Pupillen gegaan. In 1814 vocht hij bij Reims. Op 11 juni 1815 raakte hij gewond aan zijn borst tijdens de Slag bij Waterloo.
Jan Frans Lind trad op 1 september 1805 in dienst van het Hollandse leger. Vier jaar later maakte hij deel uit van de Hollandse Koninklijke Garde om op 21 september 1810, kort nadat Napoleon Holland geannexeerd had, overgeplaatst te worden naar het 2e Regiment Lansiers van de Garde, een eliteregiment met Versailles als garnizoensplaats. De rang van Jan Frans was lansier: een cavalerist van een lichte eenheid, gewapend met een lans. De lansiers van dit regiment werden de Rode Lansiers genoemd vanwege hun scharlakenkleurige uniform. Op 19 september 1813, tijdens de Najaarsveldtocht in Saksen, raakte Jan Frans achterop. Hij blijkt toch teruggekeerd te zijn.
Linieregimenten
Bij de linieregimenten stelden de militairen zich in achterelkaar gelegen linies op, om daarna linie voor linie vuur te geven. Na de annexatie van het Koninkrijk Holland door Frankrijk in juli 1810, ontstonden er verschillende linieregimenten die voornamelijk uit Hollanders bestonden, zoals het 123e, 124e 125e en 126e Regiment Infanterie van Linie (=RIL). Deze vier regimenten hebben deelgenomen aan de veldtocht naar Rusland in 1812 en werden er gedecimeerd.
123e Regiment Infanterie van Linie
Op 20 april 1811 trad Willem Sliphorst als ‘conscrit’ (=dienstplichtige) toe tot het 123e RIL, waarvan het (opleidings)depot zich in Saint Omer bevond in Noord-Frankrijk. Willem ontving er zijn uitrusting en kreeg er een korte opleiding. Cornelis Boerkamp kwam medio november 1811 bij het depot aan. Op 3 februari 1812 overleed hij in het hospitaal van Saint Omer aan tuberculose. Op 16 februari 1813, bij de herschikking van de troepen na de smadelijke nederlaag in Rusland, werd Willem overgeplaatst naar het 129e Regiment Infanterie van Linie. Op 23 mei van dat jaar werd zijn naam doorgehaald in de controleregisters, omdat hij achtergebleven zou zijn in een land dat door de vijand bezet werd, waarschijnlijk Duitsland. Hij is teruggekeerd en in 1854 te Groningen overleden.
124e Regiment Infanterie van Linie
Schoolmeester Jan Noort maakte deel uit van het 124e RIL. Hij was een dienstplichtige van het jaar 1811 en woonde toen in Oestgeest. Op 6 december 1812 kwam hij aan bij zijn depot in Abbeville in Noord-Frankrijk, waar hij de rang van fuselier ontving; op 1 april 1813 werd hij korporaal. In de laatste kolom van het stamboek staat vermeld dat Jan ergens in 1813 gedeserteerd is. Deze vermelding tref je bij tal van andere militairen aan. Het heeft er meer van weg dat de administratie in Parijs geen idee had wat er met de manschappen in Duitsland was gebeurd. Nog in 1821 is door de Franse administratie een certificaat van afwezigheid afgegeven.
125e Regiment Infanterie van Linie
Het depot van het 125e RIL bevond zich te Amiens. Vijf militairen dienden bij deze eenheid: Lodewijk Breveer, Pieter Meijer, Klaas Leeflang, Gerrit van Eijkeren en Petrus Bout.
Lodewijk, Pieter en Klaas namen dienst in het Hollandse leger in 1806 en 1809. Na de annexatie van Holland traden ze op 22 september 1810 toe tot het 125e RIL. Lodewijk werd tamboer, Pieter soldaat/korporaal en Klaas soldaat. Ze maakten deel uit van het derde bataljon dat op 27 november 1812 bij de Berezina in de pan werd gehakt.
Gerrit en Petrus waren dienstplichtigen van het jaar 1810 en stonden als nummer 5 en 6 op de conscriptielijst van het kanton Nieuwer Amstel, omdat ze in die tijd in Nieuwer Amstel en Diemen woonden. Ze arriveerden bij hun eenheid op 16 maart 1812. Ze behoorden tot het vierde bataljon dat naar Stettin (nu: Szczecin in Polen) werd gestuurd om de voorraden te bewaken. De militairen in die vestingstad werden echter vanaf 13 februari 1813 door de Russen belegerd en op 30 november 1813 krijgsgevangen gemaakt. Gerrit mocht in april 1814 naar huis terugkeren. Petrus had minder geluk: na een maand in het hospitaal te hebben gelegen stierf hij op 26 april 1813 aan diarree.
126e Regiment Infanterie van Linie
Het depot van het 126e RIL was gelegen in Luik. Pieter Greijls en Jan Borman waren al in 1809 en 1810 in Hollandse regimenten in dienst getreden. Na de inlijving van Holland traden zij toe tot het 126e RIL. Ze maakten beiden de campagnes van 1810 en 1811 mee.
Vrijwilliger Willem van Harten trad op 17 november 1810 toe tot het regiment. Hij maakte als voltigeur de campagne van 1811 mee.
Dienstplichtigen Gerrit van den Berg en Hendrik Schilder traden op 14 april 1811 tot de eenheid toe als fuselier. Gerrit was remplaçant, d.w.z. hij verving een andere dienstplichtige: Klaas Hoogland, schuitenjager. Hendrik, huisknecht van beroep, woonde op dat moment in Sloten. Ze werden bij de Compagnie Artillerie ingedeeld en maakten de campagne van 1811 mee.
Ook schoenlapper Petrus Bouvrie trad als remplaçant tot de eenheid toe. Hij verving Willem Jacob Carels uit Amsterdam. Petrus kwam bij zijn eenheid aan op 9 november 1811.
Nog twee Muiers hoorden tot het 126e RIL: Machiel Hoogland, de broer van Klaas en dagloner van beroep, en Wessel Zegers Wesselse, scheepssjouwer van beroep. Ze kwamen op resp. 22 en 23 november 1812 bij hun eenheid aan. Machiel was ‘conscrit’ en Wessel remplaçant van Hijman Isaac Hanau uit Amsterdam. Bij de herschikking van de troepen in Mainz, na de smadelijke nederlaag in Rusland, zijn Machiel en Wessel in februari en maart 1813 overgeplaatst naar het 123e RIL. Waar ze precies in Duitsland gevochten hebben, is niet duidelijk. Ze zijn in ieder geval heelhuids teruggekeerd. Van de zes overige militairen in dit regiment is niets meer vernomen. Gevreesd moet worden dat ze zijn omgekomen tijdens de veldtocht in Rusland, omdat hun regiment volledig in de pan werd gehakt.
Nadat Napoleon zo verpletterend in Rusland verslagen was, probeerde hij zo snel mogelijk een nieuw leger op te bouwen, waarvoor hij heel veel dienstplichtigen opriep. Ze ontvingen nauwelijks een opleiding, ze zouden het in de praktijk wel leren. Deze jongens vielen dan ook als eersten in de strijd. Je vindt ze vooral terug in de linieregimenten, die 100 en lager waren genummerd.
25e Regiment Infanterie van Linie
Dagloner Barend Steenman en boerenknecht Cornelius Meester waren beiden ‘conscrit’ van het jaar 1812. Ze kwamen op 17 april 1813 bij het depot van het 25e RIL te Verdun aan. In de laatste kolom van het stamboek staat vermeld dat de Franse administratie veronderstelde dat ze op 29 augustus 1813 waren gevangen genomen tijdens de slag bij Kulm in Bohemen. In 1824 en 1825 heeft de Franse administratie nog een bewijs van afwezigheid afgegeven.
70e Regiment Infanterie van Linie
Reijer van Waijen, boer van beroep en wonende te Naarden, was een ‘conscrit’ van het jaar 1813. Hij arriveerde op 11 oktober 1813 bij het depot van het 70e RIL, waar hij de rang van fuselier kreeg. Op 13 november 1813 werd hij overgeplaatst naar het 16e Regiment Infanterie van Linie. Volgens het stamboek zou hij vanaf 26 december 1813 in het hospitaal hebben gelegen. Na de verloren slag bij Leipzig in oktober 1813, besloot Napoleon terug te gaan naar Parijs. Onderweg braken besmettelijke ziekten uit en de militaire hospitalen lagen overvol. Aangenomen mag worden dat Reijer bezweken is aan de (vlek)tyfus. Zijn naam werd op 30 juni 1814 doorgehaald in de controleregisters.
86e Regiment Infanterie van Linie
Matthijs Vis begon zijn dienstplicht op 22 mei 1813 bij de 24e équipage de haut bord: een infanterie-eenheid die onder Napoleons marine viel. Een groot aantal soldaten van deze ‘équipages’ werden op 16 oktober 1813 overgeplaatst naar het 86e RIL, waarschijnlijk om de verliezen van die eenheid aan te vullen. In de slag bij Leipzig werd Napoleon verslagen en dwong men hem zich terug te trekken tot over de Rijn. In Mainz kwam Matthijs op 22 december in het hospitaal terecht, waar heel veel militairen met tyfus en cholera lagen. Zijn naam werd op 25 maart 1814 doorgehaald in de controleregisters, omdat hij al zo lang in het ziekenhuis lag. Hij keerde wel weer terug naar Muiden.
Overige regimenten (zonder scans)
Bij de reorganisatie van de Hollandse legers in 1810 ontstonden naast de 123e t/m 126e linieregimenten ook nog andere ‘Hollandse’ eenheden, zoals het 33e Regiment Lichte Infanterie, het 11e Regiment Huzaren en het 9e Regiment Artillerie te Voet.
33e Regiment Lichte Infanterie (RLI)
Jan Glindeman maakte deel uit van het 33e RLI. Dit regiment nam deel aan de veldtocht naar Rusland in 1812, waarvan bijna niemand terugkwam. Ook van Jan is niets meer vernomen.
11e Regiment Huzaren
Drie militairen uit Muiden waren ingelijfd bij het 11e Regiment Huzaren: Dirk de Vries, Cornelis Wormhout en Jacob Vogel. Het regiment was in 1812 actief in La Moskowa/Borodino, Krasnoi en Berezina en in 1813 in Leipzig en Hanau. Dirk en Cornelis blijken teruggekeerd te zijn, want ze komen voor in de akten van de Burgerlijke Stand. Dirk, inmiddels winkelier, trouwde in 1829 in Alkmaar met Froutje van der Net. Cornelis, schoenmakersknecht van beroep, trouwde in 1820 in Amsterdam met Truitje van Toornburg. Van Jacob is niets meer vernomen.
9e Regiment Artillerie te Voet
Zes militairen uit Muiden maakten deel uit van het 9e Regiment Artillerie te Voet: Hendrik van Capelle, Adrianus Krul, Pieter van Londen, Gijsbert Jan Pieters, Bastiaan Kasteleijn en Jan Koot. Het depot was gevestigd te Douai in Noord-Frankrijk. Het regiment nam deel aan de Russische veldtocht in 1812. Bij gebrek aan scans kan niet vastgesteld worden wie er meegegaan zijn naar Rusland. Jan Koot bleek al op 6 augustus 1811 te Danzig bezweken te zijn aan tyfus. Pieter en Bastiaan zijn zeker teruggekeerd. Pieter, koperslager van beroep, trouwde immers eind 1814 te Muiden met Maartje Engel. Bastiaan, korporaal, overleed in 1821 te ’s-Gravenhage. We hebben geen idee van hoe het de anderen is vergaan.
3e Cohort van de Nationale Garde
Nog eens drie militairen treffen we aan bij het 3e Cohort, met als standplaats Amsterdam. Dominicus Wormhoudt, Cornelius Helder en Dirk Scherpenzeel waren hierbij ingelijfd. In tegenstelling tot zijn beloften liet Napoleon het cohort in februari 1813 overhevelen naar de ‘Grande Armée’ om de eenheden in Duitsland te versterken. Na te zijn overgeplaatst naar het 146e Regiment Infanterie van Linie, bleek Cornelius op 5 mei 1813 in het militair hospitaal van Brussel te zijn overleden aan tyfus. Dominicus en Dirk zijn teruggekeerd, want zij trouwden resp. in 1824 en 1817.
14e Bataljon Artillerietrein
Dirk de Ronde was ingedeeld bij dit bataljon dat de aan- en afvoer van munitie verzorgde. Hij stierf ongehuwd in Bloemendaal in 1861.
Johannes Roest is de laatste militair uit Muiden. Zijn rang was onderluitenant in de Franse tijd. Daarna heeft hij nog carrière gemaakt in het Nederlandse leger.
Tenslotte
Van de veertig jongemannen uit Muiden en Muiderberg die onder Napoleon gediend hebben, zijn achttien personen zeker teruggekeerd en zijn er vier in Franse dienst overleden. Van achttien jongemannen weten we niet precies wat er met hen gebeurd is. In zijn artikel ‘Naamloze doden. Een tyfusepidemie onder soldaten van Napoleon’ stelt Joost Welten dat naar schatting slechts 10- 20% van de militairen sneuvelden als gevolg van krijgshandelingen. Verreweg de meeste soldaten stierven achter het front aan een combinatie van uitputting en besmettelijke ziekten.