Remplaçanten algemeen
Inleiding
Na de inlijving van het Koninkrijk Holland in het Franse Keizerrijk, gingen in Holland ook de Franse wetten gelden. Een van die wetten was de Wet Jourdan-Delbrel van 5 september 1798, de dienstplichtwet. De bevolking accepteerde deze inperking op haar vrijheid niet zonder slag of stoot.
Om de wet voor de burgers te verzachten (en onrust zo veel mogelijk te voorkomen) had Napoleon in Frankrijk het remplaçantenstelsel ingevoerd. Hij wilde daarmee de burgers aan zich binden en hen ook een financiële bijdrage laten leveren aan het leger. De persoonlijke dienstplicht was nu niet meer persoonlijk.
Remplaçanten
Ook in Holland was het onder de dienstplichtwet mogelijk niet zelf te dienen, maar iemand anders te laten opkomen, een plaatsvervanger. Er waren twee mogelijkheden om zich te laten vervangen.
Ofwel plaatsvervanging door een niet-dienstplichtige (remplaçant), niet ouder dan 35 jaar, van goed gedrag en met een goede gezondheid. Ofwel plaatsvervanging door nummerwisseling. Een dienstplichtige met een lager lotnummer ruilde zijn lot dan met een dienstplichtige met een hoger lotnummer.
Tussen de dienstplichtige en de remplaçant moest een contract worden opgemaakt ten over staan van de Franse onderprefect. De kosten daarvan bedroegen 100 francs. De akten voor nummerverwisseling werden verleden ten overstaan van de keizerlijke notaris.
In de akten stond onder meer beschreven hoe hoog het bedrag van vervanging was. De schattingen over het te betalen bedrag hiervoor liepen uiteen, maar lagen waarschijnlijk tussen 3.000 en 5.000 francs, d.w.z. 300 en 500 gulden. De uitbetaling vond in fases plaats; het eerste bedrag kon de remplaçant tegemoet zien als de Raad van Rekrutering de remplaçant had geaccepteerd, het volgende deel bij het afmarcheren. Het restant werd in periodieke delen uitbetaald aan de persoon die de remplaçant had aangewezen in de akte. Het overgebleven bedrag werd uitgekeerd bij terugkomst of overlijden van de remplaçant.
In sommige plaatsen organiseerden jongemannen zich om samen de kosten van een remplaçant te delen. In Hilversum, Naarden en Bussum zorgde de gemeente zelf al bij voorbaat voor een remplaçant, zodat er geen loting hoefde plaats te vinden.
Het toestaan van remplacering had tot gevolg dat de beter gesitueerden zich aan de actieve dienst konden onttrekken. Dienstplichtigen zonder vermogen waren wel gedwongen in dienst te treden vanwege de economische omstandigheden waarin ze verkeerden. De regeling was met name aantrekkelijk voor dagloners, wevers en bastaardkinderen.
Garde d’Honneur
Met de plannen van Napoleon in 1813 een Garde d’Honneur op te richten kwam een einde aan de mogelijkheid van de elite om aan dienst in het leger te ontkomen. Jongemannen die toetraden tot deze regimenten waren zelf verantwoordelijk voor de kosten van uniform, paarden en wapenuitrusting. Vervanging was daarbij niet mogelijk.
Na Napoleon
Door de Franse overheersing was zoveel in gang gezet dat Willem I geen ander middel zag om aan voldoende militairen te komen dan door het remplaçantenstelsel te handhaven. Pas in 1898 werd het stelsel definitief afgeschaft. Nu was de dienstplicht pas een persoonlijke dienstplicht.
Bronnen:
Website J.A. Paasman
Pieter Hoogenraad, Bloedbelasting
E.W.R. van Roon, Lotgevallen etc.