Vermiste militairen

Vermiste militairen in 1814

Inleiding
In de loop van 1814, na het terugtreden van Napoleon, overlegden de overheden van Frankrijk en Rusland over de wederzijdse uitwisseling van krijgsgevangenen. Begin november 1814 besloot de Regering in Den Haag bij alle gemeenten gegevens van vermisten op te vragen en die gebundeld aan de Russische gezant aan te bieden. Op zijn beurt zou de gezant de verlangde informatie inwinnen. De minister van Buitenlandse Zaken stuurde het verzoek om inlichtingen naar de commissarissen-generaal van de provincies. Die benaderden weer de commissarissen van de kwartieren. Tenslotte ontvingen de burgemeesters het verzoek het opstellen van de lijsten ter hand te nemen.

Brief naar de gemeenten
Rond 9 november 1814 ontvingen alle gemeenten een brief van de commissarissen. Voor een voorbeeld, klik hier.
De vermisten uit 1812 waren nog aangevuld met de vermisten uit 1813.
De vermissingslijsten van het voormalige departement Zuiderzee zijn nu verdeeld over de provincies Noord-Holland en Utrecht. Het archief van de provincie Utrecht heeft de vermissingslijsten gebundeld gearchiveerd. Het Noord-Hollands Archief is minder ver met het digitaliseren van bestanden, zodat we aangewezen waren op nog niet gedigitaliseerde inventarisstukken in streekarchieven. De brieven van de commissarissen van de kwartieren Utrecht en Amersfoort waren voorzien van een gedrukt “invulformulier”, dat naast de standaardrubrieken “voor- en achternaam”, “dienstplichtige of vrijwilliger”, “datum vertrek”, “rang” en “nummer en naam regiment” nog voorzag in de rubriek “datum en plaats van het laatste bericht”.

Had elke gemeente een vermissingslijst?
Binnen het onderzoeksgebied “Tussen Vecht en Eem” hebben we (nog) niet in alle gemeenten vermissingslijsten aangetroffen. Daarbij moet aangetekend worden dat de plaatsen Ankeveen en Bussum in 1814 geen zelfstandige gemeenten waren. Ankeveen was ondergebracht bij de gemeente Nederhorst den Berg (evenals Nigtevecht) en Bussum viel nog onder de gemeente Naarden.

Inhoud van de vermissingslijsten
De gegevens van de militairen in de provincie Utrecht waren dus ingevuld op het “invulformulier”. Die van de gemeenten Huizen en Muiden waren genoteerd op de ontvangen brief zelf, helaas zonder de vermelding “datum en plaats van het laatste bericht”.
Uitgaande van ons eigen aantal vermisten, stonden er in elke gemeente minder vermisten op de lijst dan verwacht. Had niet iedereen de moeite genomen opgave te doen? Anderzijds, een deel van het aantal vermisten was ons onbekend. Een verklaring kan zijn dat we geen rekening konden houden met de Maritieme Inscriptie.
Deze zeesoldaten waren namelijk niet opgenomen in de Database van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), met de titel Nederlandse militairen in het leger van Napoleon.
Een andere verklaringsgrond is dat sommige militairen weliswaar elders geboren waren, maar wel een of andere connectie met de desbetreffende gemeente hadden, b.v. omdat hun ouders of zijzelf er woonden.

Tot slot
Wat hebben die opgestelde lijsten eigenlijk opgeleverd? Naar mijn beste weten weinig of niets. De meeste militairen die in Rusland gevangen waren genomen stierven al snel, eind 1812 of begin 1813. Op papier had tsaar Alexander I de opvang van krijgsgevangenen goed geregeld. In de praktijk gingen de Russische manschappen zeer wreed met hen om. Officieren hadden de kans beter behandeld te worden. De Franse overheid was niet in staat in Rusland overleden militairen te registreren, waar dat wel mogelijk was in Frankrijk, de Lage Landen en Duitsland. In mindere mate gold hetzelfde verhaal voor de militairen die in Duitsland vochten. In de chaos na de Volkerenslag waren er veel zieken en gewonden. De hospitalen in Duitsland (en de Lage Landen) waren overvol. Daarbij werden de hospitalen in Duitsland nog eens geëvacueerd, omdat de Franse militairen achtervolgd werden door militairen van de geallieerde legers.

Pogingen militairen op te sporen na 1814
Ook na 1814 bleven verwanten zoeken naar hun geliefden. Men schreef regimenten aan waarin de militairen gediend hadden.
In september 1817 werd door C.M. van Bolhuis te Groningen het initiatief genomen een lijst in alfabetische volgorde op te stellen van nog steeds vermiste militairen. Die lijsten werden in vijf talen vertaald en zouden naar hospitalen en gestichten in Duitsland, Polen, Rusland, Oostenrijk en Spanje worden verstuurd, met het verzoek om doodsverklaringen of nadere inlichtingen. Dat initiatief zou al resultaten hebben opgeleverd.