Jongemannen uit Ankeveen in het leger van Napoleon
Op 5 mei 2021 vierden we in Nederland de bevrijding van de Duitse bezetting in 1945. In Frankrijk herdacht men een heel bijzonder persoon: het was 200 jaar geleden dat Napoleon Bonaparte stierf. Was het wel kies zijn overlijden te herdenken, omdat hij zoveel leed had aangericht in Europa?
Dienen in het leger van Napoleon
In gesprekken in kleine kring hoor je soms zeggen dat een voorouder ook in het leger van Napoleon gediend heeft en al of niet is teruggekeerd. Sinds kort is het mogelijk na te gaan bij welke eenheid die militair was ingedeeld. De database van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) is daarbij een grote hulp. Voor nadere details verwijst het Instituut echter naar de ‘Service Historique de la Défense’ in Vincennes/Parijs (=SHD), waar slechts een deel van de stamboeken is gescand. Het gaat dan om de boeken waarin de militairen die deel uitmaakten van de Keizerlijke Garde (subserie 20YC) en de Linieregimenten (subserie 21YC) geregistreerd staan. De overige subseries moeten nog gedigitaliseerd worden.
Twaalf jongemannen uit Ankeveen hebben in het leger van Napoleon gediend. Ze worden hierna behandeld uitgaande van het regiment, waarbij ze waren ingelijfd.
Keizerlijke Garde: de eliteregimenten onder het directe bevel van Napoleon
Compagnie Veteranen van de voormalige Hollandse Garde
Sebastianus Brons begon zijn carrière in het leger op 6 oktober 1794. Hij nam deel aan de campagnes in Vlaanderen (1794), Noord Holland (1799), Pruisen (1805 en 1806) en Brabant (1809). Op 10 mei 1810 trad hij toe tot het regiment Grenadiers van het Koninklijke Hollandse leger en na de inlijving van het Koninkrijk Holland door Frankrijk ging hij over naar het 2e Regiment Lansiers van de Keizerlijke Garde. Op 1 september 1810 werd de Compagnie Veteranen van de voormalige Hollandse Garde gevormd, waarnaar Sebastianus werd overgeplaatst. Het is onduidelijk waar hij gediend heeft in de periode 1810-1812. Feit is dat hij in 1818 in Amsterdam getrouwd is, waar hij ook overleed in 1826.
Ook zijn broer Bernardus Brons maakte carrière in het leger. In 1805 bracht hij een tijd door aan boord, in 1805 en 1806 nam hij deel aan de campagne in Duitsland. In 1809 werd hij overgeplaatst naar een regiment van het Hollandse Koninklijke leger. Net als zijn broer kwam hij via het 2e Regiment Lansiers van de Keizerlijke Garde op 17 april 1811 terecht bij de Compagnie Veteranen van de voormalige Hollandse Garde. Het is niet meer te achterhalen wat hij daar gedaan heeft. Hij trouwde in 1814 in Hilversum met Dorothea Tecla Smits.
Linieregimenten
Bij de linieregimenten stelden de militairen zich in achterelkaar gelegen linies op, om daarna linie voor linie vuur te geven. Na de annexatie van het Koninkrijk Holland door Frankrijk in juli 1810, ontstonden er verschillende linieregimenten die voornamelijk uit Hollanders bestonden, zoals het 123e, 124e 125e en 126e Regiment Infanterie van Linie (=RIL). Deze vier regimenten hebben deelgenomen aan de veldtocht naar Rusland in 1812 en werden er gedecimeerd.
125e Regiment Infanterie van Linie
Jan Marinus (timmerman van beroep) arriveerde op 30 augustus 1810 bij het 125e RIL te Amiens en verbond zich voor 6 jaar. Hij had de rang van soldaat en werd op 1 december 1810 overgeplaatst naar het 123e RIL. Hij moet deelgenomen hebben aan de zo slecht verlopen Veldtocht naar Rusland in 1812. Bij het opnieuw samenstellen van het regiment in Mainz, werd Jan op 16 februari 1813 naar het 129e RIL overgeplaatst, waar hij de rang van fuselier kreeg. Waarschijnlijk is hij ook in Duitsland actief geweest, maar op enig moment is zijn naam doorgehaald in het controleregister.
126e Regiment Infanterie van Linie
Dirk Kroesekamp stond als nr.10 op de conscriptielijst van het kanton Weesp. Als dienstplichtige van de lichting 1808 arriveerde hij op 14 april 1811 bij het (opleidings)depot te Luik. In de rang van fuselier werd hij ingedeeld bij het 3e bataljon, 3e compagnie. Hij heeft de campagne van 1811 meegemaakt. Dirk is op 4 mei 1812 opgenomen in het hospitaal van Den Bosch, waar hij op 1 juni overleed aan tuberculose.
Cornelis Hogenberg (huisknecht) trad op 16 april 1811 toe , eveneens als dienstplichtige van de lichting 1808. Inmiddels woonachtig in Weesperkarspel, stond hij als nummer 4 op de conscriptielijst van het kanton Weesp. In de rang van fuselier werd hij ingedeeld bij het 2e bataljon, 4e compagnie. Hij heeft deelgenomen aan de campagne van 1811. Meer is niet bekend.
Nadat Napoleon zo verpletterend in Rusland verslagen was, probeerde hij zo snel mogelijk een nieuw leger op te bouwen, waarvoor hij heel veel dienstplichtigen opriep. Ze ontvingen nauwelijks een opleiding, ze zouden het in de praktijk wel leren. Deze jongens vielen dan ook als eersten in de strijd. Je vindt ze vooral terug in de linieregimenten, die 100 en lager waren genummerd.
25e Regiment Infanterie van Linie
Joannes Fransche (?) (werkman) kwam op 17 april 1813 bij het depot aan. Hij was een dienstplichtige van de lichting 1812: het jaar waarin hij 20 jaar werd. Hij stond op de conscriptielijst van het kanton Weesp als nummer 13: een laag nummer, dus hij had een grote kans om opgeroepen te worden. In het stamboek van het regiment stond vermeld dat men aannam dat Joannes krijgsgevangen was gemaakt op 29 augustus 1813 bij de slag bij Kulm: een plaats in Bohemen.
70e Regiment Infanterie van Linie
Henricus van Gelder(en) en broer Jacobus van Gelder(en) bereikten het depot op 22 oktober 1813. Henricus was vervanger (remplaçant) van een dienstplichtige van de lichting 1813, genaamd Gijsbertus Arnoldus van Hemert. Gijsbertus was ondermeester van beroep en stond als nummer 8 op de conscriptielijst van het kanton Loosdrecht. Broer Jacobus, twintig jaar geworden in 1813, stond als nr.12 op de conscriptielijst van het kanton Loosdrecht. Henricus werd grenadier en Jacobus fuselier. Op 16 november 1813 werden de broers overgeplaatst naar het 59e Regiment Infanterie van Linie. Van Henricus is niets meer vernomen. Jacobus blijkt op 1 juli 1814 in Kortenhoef overleden te zijn.
72e Regiment Infanterie van Linie
Petrus Jonkman, boer van beroep en woonachtig te Alphen, was een dienstplichtige van de lichting 1812 en diende als remplaçant (vervanger) van iemand die als nummer 4 op de conscriptielijst van het kanton Alphen stond. Petrus kwam op 1 april 1813 bij het depot aan en werd ingedeeld bij het 1e bataljon, 3e compagnie als fuselier. Op 30 augustus 1813 werd hij krijgsgevangen gemaakt, waarschijnlijk bij Kulm.
Overige regimenten (zonder scans)
Na de annexatie van het Koninkrijk Holland door Frankrijk werden niet alleen de ‘Hollandse’ linieregimenten 123 t/m 126 gevormd, maar ook nog andere ‘Hollandse’ regimenten, zoals het 11e Regiment Huzaren (subserie 24YC) en het 9e Regiment Artillerie te Voet (subserie 25YC).
11e Regiment Huzaren
Joannes Bernardus (Bernard) Gijsel trad toe tot dit regiment, waarvan het depot in Arras/Atrecht lag. Het 11e was in 1812 actief bij de slagen van Borodino, Krasnoi en aan de Berezina en in 1813 te Leipzig en Hanau. Bernard is teruggekeerd, want hij trouwde in 1819 te Weesp met Cornelia van Rhijn. In 1825 is hij met zijn vrouw als arbeiderskolonist naar Veenhuizen gegaan, waar ze in 1827 weer ontslagen zijn. Sindsdien ontbreekt elk spoor.
9e Regiment Artillerie te Voet
Het depot van dit regiment was bevestigd te Douai in Noord-Frankrijk. Het regiment nam in 1812 deel aan de Russische Veldtocht en vocht bij Smolensk, Polotsk, Moskou, Krasnoi en aan de Berezina. Jacobus de Hiep was bij dit onderdeel ingelijfd. Jacobus is wonderwel teruggekeerd, want hij trouwde in 1817 in Alkmaar met Maria Clara van den Bosch.
3e Cohort van de Nationale Garde
Dit legeronderdeel had als standplaats Amsterdam. Het was de bedoeling dat deze eenheid het eigen grondgebied zou beschermen, toen Napoleon met zijn manschappen naar Rusland ging. Tegen de afspraken in werd het 3e Cohort in februari 1813 overgeheveld naar de ‘Grande Armée’. Joannes (Jan) Winthorst maakte deel uit van deze legereenheid en hij is teruggekeerd, want hij huwde Anna Schriek in1822 te Ankeveen.
Tenslotte
Van de twaalf militairen uit Ankeveen die onder Napoleon gediend hebben, zijn zes personen teruggekeerd en één persoon is in Franse dienst overleden. Van vijf jongemannen weten we niet wat er van hen geworden is. In zijn artikel ‘Naamloze doden. Een tyfusepidemie onder soldaten van Napoleon’ stelt Joost Welten dat naar schatting slechts 10- 20% van de militairen sneuvelden als gevolg van krijgshandelingen. Verreweg de meeste soldaten stierven achter het front aan een combinatie van uitputting en besmettelijke ziekten.