Tijmen Gooijer, Brief no. 9, ongedateerd
Deze Aan
bieltje kerkmeester
tot Huyzen.
O Geliefde vrouw, (ik was ) toen geheel ongeschikt om te schrijven.
Ik moest zoo zeggen, dat ik geheel ondaan was. Maar ik moest zoo zeggen onder het schrijven dat de Heeren zijn is Mayesteyd en heerlijk. O, mogten wij maar een biddend hart hebben en onderworpen zijn maar den Heeren zijn weg. O, de Heere heeft nog zoo goed op mijn weg geweest, die heeft mijn nog niet ongetuygt aan mijn gelaaten.
Ik heeft in Alkmaar nog bij een oud man geweest die 74 jaar.
Dat was een wijnkoper, daar Jan Mijsen ook veel kompt. Daar heeft ik een groot genoegen gehat. Ik breek daar maar mee af, Geliefde vrouw. Ik stuurt u nog twee gulden, dat heeft ik nog overgehouden van mijn weg. Ik zinkt onder alles weg, ik dezen brief Aart en Jan mee gesturt. Weest Geliefde vrouw, vader en moeder en alle zusters en broers weest allen gegroet, is de wensch van mijn hart.
Weest van mijn Duyzent bedankt en gegroet van J.Pos.