Tijmen Gooijer, Brief no.10, ongedateerd
Aan
De huysvrou Teymen Goyer
Derp Huyzen
met vriend.
Geagte beminden vrou, ik laat u weten als dat ik nog in een redeleyk welstant ben. Ik hoop en wens het van u ook zoo te hooren.
Ik wensch het van meyn herten, dat wey malkander in korte daagen malkander ontmoeten maggen. Ik zou meer tot u spreken als ik u scierijven kan. Ik heb u al twee briefven gestuiert en niet te weten of een van te regt is gekoomen.
Ik moet u schierijven dat meyn vriend Post al dartien weken in het hospetaal is gewest.
West gegroet, vader en moeder en Broeders en suster, ik wens van meyn herten dat wey malkander nog eens in gezonthied mogen ootmoeten en meyn verlangst is zo gedurig naa u. Ik kan daar niet van rusten dag of nag. Ik kan voellen, moeder, aan meyn hert dat u sugten zoo gedurieg tot den Heere is het verlangen naa meyn. Ik wensch van meyn hert dat u zugten nog eens vervullen moegten,
Meyn geliefden vrou, en hoop ik dat wey nog eens over Goest regtveerdighied sprekken maggen. Ik kan nog niet over koomen daar ben ik wat van om den….
Ik kan u geen meer scierijven want ik heb geen teyt. West van meyn gegroet vrou en kint, vader en Moeder, Broeders en susters, vader, Broeder,
Teymen Gooyer.