Stettin (Szczecin in Polen)
Franse troepen namen Stettin in op 29 en 30 oktober 1806, ondanks een overwicht van de Pruisen.

Voor vertrek naar Rusland had Napoleon garnizoenen achtergelaten in belangrijke steden en kustplaatsen onderweg om de enorme depots van de Grande Armée te beschermen en om in geval van nood als reserve te kunnen dienen. De keizer had bepaald dat vestingsteden als Danzig, Küstrin en Stettin absoluut in Franse handen moesten blijven.

Op weg naar Rusland bleef één van de vijf bataljons van het 123e, 124e, 125e en 126e Linieregiment achter in de vesting. Sommige bataljons werden nadien gelegerd in het nabijgelegen Ueckermünde of zelfs op het eiland Rügen.
In het voorjaar van 1813 bevond zich een groot contingent Hollandse troepen in Stettin. Het ging hierbij niet alleen om de achtergelaten bataljons, maar ook om een groot aantal overlevende Ruslandgangers. In totaal telde de bezetting van de vesting zo’n 8.000 man, waarvan circa 1.400 Hollanders.
Vanaf 18 maart 1813 belegerden eerst Russische en later Pruisische troepen de vesting.[i] Het totale gebrek aan levensmiddelen leidde uiteindelijk tot het opgeven van de bezetting.
De akte van overgave werd op 21 november 1813 ondertekend. Aan de Franse kant door generaal Dufresse, aan de Pruisische kant door generaal Von Plötz. De onderhandelingen hadden tot gevolg dat de Fransen een eervolle capitulatie verkregen, waarbij ze wapens en bagage mee terug naar Frankrijk konden nemen. Ook maakten de Fransen de gehavende kanonnen onklaar.
Op 5 december 1813 namen Pruisische troepen het fort van Stettin over. Na de capitulatie werden de militairen in krijgsgevangenschap afgevoerd. De Hollandse krijgsgevangen kregen echter al vrij snel te horen dat ze naar hun inmiddels “bevrijde” vaderland mochten terugkeren.
[i] Die Belagerung von Stettin im Jahre 1813, von Georg Gaebel. Stettin. Verlag von Léon Saunier Buchhandlung. 1913.