Een brief van Mattheus Vermaas (1787-1840)
Mattheus neemt deel aan de veldtocht naar Rusland. Hij is remplaçant voor Govert van Wees, veehouder te Weesperkarspel.
Mattheus schrijft op 10 december 1812 vanuit de Hanzestad Koningsbergen (Kaliningrad, RU) onderstaande brief aan zijn verloofde Heintje van den Bergh.
Koningsbergen, Den 10 December 1812
Zeer geliefde Minnares,
Ik kan niet nalaten om uw Deze letteren toe te zenden, hopende dat uw dezelve in een volmaakte staat van Gezondheijt Zal aantreffen. Wat mijn aangaat ik ben Goddank weer gezond, Schoon ik drie Maanden Ziek ben Geweest. Waar ik verder zal Na toe gaan dat weet ik niet. K heb van J. van Wees een brief ontvangen, dog het verwondert mij ten hoogsten dat ik (in) dezelde van uw geen Brief vond. Dat doet mij in de Ziel leed gelijk ook van mijn Lieve Zuster die mij niets geschreven heeft waar of zij Blijft of dat Zij verhuist.
Liewe Heijntje, ik zit Voor een Heet Vuur, mogelijk zien wij malkaar Nooijt Meer, egter kunt gij versekerd zijn dat ik uw Getrouw blijf tot aan mijn Laatsten ogenblik. Waar ik ook na toe mogt. Ten ersten gij zult altoos de Voogdesse van mijn hart blijven en Schoon ik op mijn Rijs hondertmaal in de Gelegenheijd ben geweest, egter heeft Nooijt een ander meijsje mijn kunnen bekooren. Ik leef op hoop dat god ons weder in malkanders armen Zal Voeren en dan zal Niets als de dood ons van malkander Rukken. Nog wanneer een dodelijke kogel mij moog Treffen, dan Zal nog mijn Ziel na uw overvliegen en uw het laatste het eeuwige Vaarwel in de ooren fluijsterren.
Lieve Heijntje ik moet afbreken met de Pen, dog niet met mijn hart van Liefde. Ik omhels uw en mij Lieve Zuster Duijsendmaal in mijn gedagten, en blijf zo lang mij hart klopt en Mijn bloed warm zal zijn uw getrouwe,
Minnaar M. Vermaas.
Bron: “Vinkeveen, van Demmerik tot Waverveen”, uitgegeven door de Stichting Proosdijer Publicaties, onder redactie van drs. P.J.J.M. van Wees, pp. 147-148.